Een vreemde vogel
- naar de legende van de vogel Feniks
Er was eens... een vogel die niet sterven kon.
Er was eens... Meestal is dat het begin van een sprookje.
Zo’n verhaal dat niet waar is en ook soms te mooi om waar te zijn.
Alles kan altijd in sprookjes en vaak eindigen ze met:
en ze leefden nog lang en gelukkig...
Het verhaal over de vogel die niet sterven kon is geen sprookje.
Het is vast ook niet echt gebeurd,
maar wel al heel lang doorverteld.
Vaders en moeders vertelden het aan hun kinderen en die deden dat ook weer aan hún kinderen toen zij groot waren
en zo ging het maar door.
Waarom deden ze dat als het niet echt gebeurd is?
Misschien wel omdat ze het zo’n mooi verhaal vonden,
zo mooi, dat ze het wilden bewaren.
Eigenlijk is het verhaal van de vogel ook een verhaal over dromen.
Dromen waarin de dood niet altijd aan alles een eind maakt.
Dromen waarin het leven soms eindeloos dóórgaat,
heel gewoon, alsof dat zomaar kan.
Wat zou het mooi zijn, als dat waar was!
Er was dus eens... een vogel die niet sterven kon.
Hij was niet zomaar een vogel, dat was duidelijk.
Niet zomaar een mus of een merel en zelfs niet een adelaar...
Hij was een vogel als geen ander.
Prachtig gekleurde veren,
groot en statig en als hij zijn vleugels spreidde en wegvloog,
keek iedereen hem vol ontzag na.
Jaren gingen voorbij. Andere vogels werden soms wel oud,
maar er kwam toch altijd een dag waarop ze niet meer opstonden.
Daar lagen ze dan stil. Geen geklapper van vleugels meer.
Geen vogelgeluiden. Geen eieren in het nest.
Alleen nog maar dood.
Zo ging het met alle andere vogels.
Zo gaat het eigenlijk met ons allemaal.
Als enige bleef de vogel Feniks over.
Zoveel vogels had hij al zien gaan en komen, maar hij bleef.
Hij werd 100, alsof het niets is. Hij werd 200, 300...
De jaren gingen zomaar voorbij
en hij leek wel niet ouder te worden.
Toch, als je goed keek, zag je grijze veren verschijnen en kon je zien dat hij minder snel vloog en meer moeite had om de hoge bergtoppen te bereiken.
En toen, toen op een dag was hij zomaar verdwenen.
Waar zou hij heen zijn? Niemand wist het.
Het kon niet anders,
of ook voor hem was nu eindelijk de dood gekomen.
Zo gaat het nu eenmaal in het leven.
Dat weet toch iedereen?
De andere vogels zeiden tegen elkaar:
‘hij heeft een prachtig leven gehad.
Zo’n hoge leeftijd, dan mag je toch niet mopperen.
Laten we dankbaar zijn dat we hem zo lang hebben gekend.’
Zo praatten ze en iedereen ging weer naar huis
en deed wat hij elke dag deed. Want het leven ging door
en het duurde niet lang,
of ze waren de vogel Feniks al bijna vergeten.
Tot die ene dag. Die dag die niemand ooit nog vergeten zou.
Op die dag hoorden ze heel in de verte gewiek van vleugels.
Van achter de horizon kwam een vreemde vogel aangevlogen.
Niet zomaar een vogel, dat zag je meteen.
Prachtig gekleurde veren, groot en statig
en als hij zijn vleugels spreidde...
Nee, dat kon niet waar zijn, maar het leek wel...
Vol ontzag, maar ook verwonderd en een beetje bang werd hij begroet. ‘Wie ben jij? Hoe heet je? Waar kom je vandaan?’
Ze struikelden bijna over hun woorden, maar niemand durfde te vragen wat ze eigenlijk allemaal wel wilden weten:
hoe het kon dat hij als twee druppels water op vogel Feniks leek.
Hij keek ze aan en glimlachte. Toen vertelde hij zijn verhaal.
Het verhaal van de vogel die niet sterven kon.
Over een nest hoog in de bergen vertelde hij.
Een nest dat hij bouwde met kruiden en takken en mirre-
maar ook over wat hij zelf niet eens goed begreep.
Dat de zon opeens zo fel scheen, zo fel dat het licht in zijn ogen brandde, dat het vuur in het nest kwam, het vuur zo heet en warm,
dat hij verbrandde en as werd, dat alles even donker werd,
maar dat hij later wakker werd als nieuw...
Opeens zijn ogen open, het licht van de zon weer zacht en warm,
weer adem in zijn longen, weer wind die hem kon dragen,
voorzichtig zijn vleugels open en zomaar uit de as opgestaan en weggevlogen... Zo was hij gaan leven als nieuw.
Hij vertelde het bijna verlegen.
Eerst wist niemand wat hij ermee aanmoest.
Opstaan uit de dood, dat kan toch niet waar zijn?
Voorzichtig aaiden ze over zijn vleugels,
voelden stiekem even of zijn veren wel echt waren
en legden hun hand op zijn borst, tot ze zijn hart voelden kloppen.
Keken in zijn ogen en ja,
dat waren toch echt de ogen van vogel Feniks.
Ze waren er stil van.
Totdat het weer tijd was om uit te vliegen en eten te zoeken,
toen vlogen ze luid kwetterend weer alle kanten op,
vogel Feniks in hun midden.
Hij bleef een buitenbeentje,
hij zou altijd een vreemde vogel blijven.
Anderen kwamen en gingen, maar hij bleef...
Werd 100, 200, 300, alsof het niets is.
Leek geen dag ouder te worden, totdat hij minder snel ging vliegen
en op een dag verdwenen was, om later weer terug te komen als nieuw... Zo ging het, zo is het doorverteld.
Het lijkt wel een sprookje. Het is te mooi om waar te zijn.
Maar omdat al die mensen vóór ons dit zo bijzonder vonden
dat ze het bleven doorvertellen, vertel ik het nu vandaag aan jou.
Er was eens...een vogel die niet sterven kon.
Hij heet Feniks.
Vergeet hem niet.
